Artikel 10
1
De wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:
a
de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen;
b
de ouders van de erflater tezamen met diens broers en zusters;
c
de grootouders van de erflater;
d
de overgrootouders van de erflater.
2
De afstammelingen van een kind, broer, zuster, grootouder of overgrootouder worden bij plaatsvervulling geroepen.
3
Alleen zij die tot de erflater in familierechtelijke betrekking stonden, worden tot de in de vorige leden genoemde bloedverwanten gerekend.