Artikel 497
1
Het gerecht kan ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman bepalen, dat vragen betreffende de persoonlijkheid of de levensomstandigheden van de verdachte buiten diens tegenwoordigheid zullen worden gesteld en behandeld en dat het openbaar ministerie of de raadsman buiten tegenwoordigheid van de verdachte daarover het woord zal voeren.
2
Het tweede lid van artikel 300 is van overeenkomstige toepassing.