Litigo logo
De rechter is bevoegd tot het op vordering van het openbaar ministerie bevelen van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk niet ten uitvoer gelegde straf of maatregel, of een gedeelte daarvan, al of niet onder instandhouding of wijziging van de voorwaarden.
In plaats van het op grond van het eerste lid bevelen van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, kan de rechter de tenuitvoerlegging van een taakstraf gelasten. en de , , en van dit wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.
Een vordering als bedoeld in het eerste lid, kan worden ingediend indien het openbaar ministerie oordeelt dat de veroordeelde een gestelde voorwaarde of opgelegde maatregel niet naleeft of niet heeft nageleefd, en er niet met een waarschuwing kan worden volstaan.
Het onderzoek vindt zo spoedig mogelijk plaats. Indien de rechter-commissaris op grond van , een beslissing heeft genomen, vindt het onderzoek in elk geval plaats binnen een maand na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde vordering.
Indien het onderzoek volgt op een aanhouding, hoort de rechter de veroordeelde alvorens te beslissen. De en zijn van overeenkomstige toepassing.
De rechter kan het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging, verleend door de rechter-commissaris, opheffen.
Bij toepassing van het eerste lid, onder a, of het tweede lid beveelt de rechter dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van , geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf. Indien hij dit bevel geeft ter zake van een taakstraf, bepaalt hij in zijn uitspraak volgens welke maatstaf de aftrek zal geschieden.
In het geval dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt herroepen nadat zij is geschorst, wordt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geacht te zijn hervat op de dag van de aanhouding, bedoeld in .