Artikel 191
1
Indien een verdachte, getuige of deskundige de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, kan de rechter-commissaris een tolk oproepen.
2
Indien een verdachte of getuige niet of slechts zeer gebrekkig kan horen of spreken, bepaalt de rechter-commissaris dat de bijstand van een daartoe geschikte persoon als tolk wordt ingeroepen dan wel dat de vragen of de antwoorden schriftelijk zullen geschieden.
3
Indien de tolk geen beëdigde tolk in de zin van de Wet beëdigde tolken en vertalers is, beëdigt de rechter-commissaris de tolk dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen alvorens de tolk zijn werkzaamheden aanvangt.