Artikel 130
1
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 121 en 123 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°-3°, vermelde rechten worden uitgesproken.
2
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 122, 124 en 129 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde rechten worden uitgesproken.