Artikel 260
1
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 255-259 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 4°, vermelde rechten worden uitgesproken.
2
Bij veroordeling wegens het in artikel 255 omschreven misdrijf kan de schuldige, indien hij het misdrijf in zijn beroep heeft begaan, worden ontzet van de uitoefening van dat beroep.