Artikel 380
1
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 355, 357 en 358 omschreven misdrijven kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.
2
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 359, 363, 364, 366 en 379, eerste lid, omschreven misdrijven kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 4°, vermelde recht worden uitgesproken.