Artikel 9:10
1
Het bestuursorgaan stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid te worden gehoord.
2
Van het horen van de klager kan worden afgezien indien:
a
de klacht kennelijk ongegrond is,
b
de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
c
de klager niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
3
Van het horen wordt een verslag gemaakt.