Artikel 8:104
1
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen hoger beroep instellen tegen:
a
een uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, of artikel 8:67, eerste lid, van de rechtbank,
b
een uitspraak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de voorzieningenrechter van de rechtbank,
c
een uitspraak van de rechtbank op een verzoek als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid.
2
Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen:
a
een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid,
b
een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54a, tweede lid,
c
een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid,
d
een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid,
e
een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vijfde lid, en
f
een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:87.
3
Tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegen:
a
een tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a, of
b
een andere beslissing van de rechtbank.
4
Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de voorlopige voorziening, bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid.