Litigo logo
De procedure bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet ruimtelijke ordening, is van toepassing op een uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet voor zover het betreft:
de van dat net deel uitmakende netten bestemd voor het transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 220 kV of hoger en die als zodanig worden bedreven met inbegrip van de aansluitingen op die netten,
de van dat net deel uitmakende landsgrensoverschrijdende netten op een spanningsniveau van 500 V of hoger met inbegrip van de aansluitingen op die netten, of
de aanleg of uitbreiding van een landsgrensoverschrijdend net met inbegrip van de aansluitingen op zo’n net, en het een project betreft voor elektriciteit dat is opgenomen op de Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang, bedoeld in artikel 3, vierde lid, Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PbEU 2013, L 115).
De beheerder van het net, bedoeld in het eerste lid, meldt een voornemen tot een uitbreiding van een net waarop het eerste lid van toepassing is zo spoedig mogelijk schriftelijk aan Onze Minister. Bij ministeriële regeling kan voor het doen van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens een formulier worden vastgesteld.
Indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een net als bedoeld in het eerste lid, alsmede het aantal voor de aanleg of uitbreiding van dat net benodigde besluiten, redelijkerwijs niet valt te verwachten dat toepassing van de procedure, bedoeld in het eerste lid, de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, kan Onze Minister bepalen dat:
geen van de procedures, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid,
uitsluitend de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel a,
uitsluitend de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of
de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel a, gevolgd door de procedure, bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening, van toepassing zijn of is op de uitbreiding van dat net. Onze Minister hoort de beheerder van het net en de betrokken bestuursorganen over een voornemen toepassing te geven aan de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin.