Artikel 52d
1
Onze Minister stelt de operationele strategie voor het Groningenveld vast.
2
Onze Minister betrekt bij de vaststelling het veiligheidsbelang en het maatschappelijk belang dat verbonden is aan het niet kunnen voorzien van eindafnemers van de benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas en kijkt hierbij in het bijzonder:
a
in hoeverre wordt voldaan aan de veiligheidsnorm van 10-5;
b
in hoeverre de leveringszekerheid van verschillende categorieën eindafnemers wordt geborgd;
c
naar het tempo van de afbouw van de vraag;
d
naar het tempo van versterken van gebouwen;
e
naar maatschappelijke ontwrichting als gevolg van bodembeweging veroorzaakt door de winning van gas uit het Groningenveld;
f
naar maatschappelijke ontwrichting als gevolg van het afsluiten van verschillende categorieën eindafnemers.
3
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de invulling van de veiligheidsnorm van 10-5 en de verschillende categorieën eindafnemers.
4
Onze Minister kan de operationele strategie wijzigen indien dat gerechtvaardigd wordt door het veiligheidsbelang of het maatschappelijk belang dat verbonden is aan het niet kunnen voorzien van eindafnemers van de benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas.
5
Onze Minister motiveert bij de vaststelling, als bedoeld in tweede en vierde lid, voor een ieder inzichtelijk en navolgbaar op welke wijze een zwaarwegend belang is toegekend aan de veiligheidsrisico’s voor omwonenden als gevolg van bodembeweging veroorzaakt door de winning van gas uit het Groningenveld.
6
Onze Minister stelt in de gelegenheid binnen zes weken advies uit te brengen over de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid:
a
gedeputeerde staten van een provincie binnen het gebied waarop de operationele strategie betrekking heeft;
b
burgemeesters en wethouders van een gemeente binnen het gebied waarop de operationele strategie betrekking heeft;
c
het dagelijks bestuur van een waterschap binnen het gebied waarop de operationele strategie betrekking heeft.
7
Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.