Artikel 6.3.6
1
De maatregelen, methoden en beperkingen als bedoeld in de artikelen 6.3.1 tot en met 6.3.5 worden slechts toegepast, voor zover zij zijn opgenomen in het hulpverleningsplan.
2
Voorafgaand aan de vaststelling of wijziging van deze onderdelen van het hulpverleningsplan wordt overleg gevoerd met degene die het gezag over de jeugdige heeft. Zij behoeven niet de instemming van de jeugdige of degene die het gezag over hem heeft. Zij behoeven wel de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
3
Indien het plan maatregelen, methoden of beperkingen als bedoeld in het eerste lid bevat omschrijft het tevens de gevallen waarin en de termijn gedurende welke de maatregelen kunnen worden toegepast.
4
Een hulpverleningsplan ten aanzien van een jeugdige die met een machtiging in een gesloten accommodatie verblijft, wordt zo vaak geëvalueerd als in het belang van de jeugdige noodzakelijk is.